N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Zomeravondgesprek Ze zijn beiden tv-maker en relatieve outsider bij de publieke omroep. Dát daar iets moet veranderen, daar zijn ze het over eens. Maar Sahil Amar Aïssa’s ideeën gaan wel erg ver, vindt Özcan Akyol. „Sahil, je zegt eigenlijk: als je je niet kan aanpassen, dan rot je maar op.”
Even na vieren komt Sahil Amar Aïssa, baseballcap, zilveren ketting en kleurrijk T-shirt met Arabische tekst, het terras van Kompas Loosdrecht op lopen. We kijken uit op een haventje midden in Oud-Loos-drecht, af en toe meren er sloepjes aan, een uitsluitend wit publiek met gestreken overhemden stapt op de steiger. Sahil, met besmuikte lach: „Jullie dachten: hier voelen die mannen zich wel op hun gemak? Of gaan we hier stiekem een coup beramen met z’n vieren?”
Het idee was ergens in de buurt van Hilversum af te spreken; bekend terrein voor zowel Sahil (30), als Özcan Akyol (39), die niet veel later met eenzelfde blik aanschuift. Sahil werd, na een afgebroken filmstudie, acteur, presenteerde daarna BNNVARA-programma’s als Spuiten en Slikken en 3 op Reis en deed mee aan Wie is de Mol? Özcan is romanschrijver, maar bleek vanaf zijn eerste optreden in De Wereld Draait Door de ideale talkshowgast en presenteert sinds 2017 televisieprogramma’s voor verschillende omroepen, waaronder BNNVARA.
Wat de twee bindt is dat ze allebei als relatieve buitenstaander de televisiewereld binnenkwamen en niet bang zijn er tegen heilige huisjes te schoppen. Wat ze van elkaar onderscheidt, blijkt in de loop van de middag, is hun karakter. Özcan is een non-conformist, heeft een hekel aan dogma’s en hoort het liefst helemaal nergens bij. Sahil is activistisch, ziet zijn ideale maatschappij het liefst morgen bestaan en gedijt goed in groepen.
Sahil voelt zich er ook op zijn plek, in Hilversum. Een plan B had hij nooit, als puber was hij altijd aan het filmen. En zijn engagement werd mede door het progressieve BNNVARA gevormd. Een vast contract heeft hij er nog niet, zijn tijdelijke contract liep in december af en tijdens het interview in juli lopen er onderhandelingen.
Het verbaast Özcan. „Je loopt er toch al even rond?”
Sahil: „Ja, acht jaar.” Lachend: „Ik zit wel in alle reclame-uitingen.”
Özcan: „Dat verbaast me dan weer niet. BNNVARA wíl heel graag progressief zijn. Dat zijn ze wel in hun communicatie, maar niet in de programmering.”
Sahil wil wel graag in vaste dienst bij de omroep, zegt hij. „Kijk, ik ben fucking links. Dus op papier past BNNVARA perfect bij mij. Ik heb de durf van Bart de Graaff en het socialisme van Kees Driehuis.” Özcan schudt zijn hoofd nog eens. „Ik vind het wel erg hoor, ergens acht jaar rondlopen en geen vast contract. Juist bij een omroep die tamboereert op een veilige werkomgeving en die wil afrekenen met tijdelijke contracten.”
Half augustus laat Sahil weten dat de onderhandelingen zijn afgerond; hij komt in vaste dienst bij BNNVARA.
Grensoverschrijdend gedrag
Het rommelt alweer even in Hilversum. Begin 2022 waren er de onthullingen van BNNVARA-programma BOOS over seksueel grensoverschrijdend gedrag bij talentenjacht The Voice of Holland. Afgelopen najaar onthulde de Volkskrant dat bij BNNVARA-talkshow De Wereld Draait Door jarenlang een angstcultuur heerste en het management niet ingreep. Vorige zomer constateerde de Raad voor Cultuur dat het risico op ongewenst gedrag in de mediasector groot is, omdat slechts de helft van de medewerkers er in vaste dienst is. Tel daar een prestatie- of angstcultuur bij op, en je snapt waarom een hoop redacteuren hun mond houden als ze worden geïntimideerd, gediscrimineerd of gepest.
In een interview met Brandpunt+ zei Sahil onlangs dat wat er bij De Wereld Draait Door gebeurde, een probleem is in de hele mediawereld. Volgens Sahil is een groot deel van de omroepmensen „fucking irrelevant”. „Media hebben zich sneller ontwikkeld dan al die oude lullen die daar al dertig jaar zitten”, zei hij. Hij ziet Hilversum het liefst radicaal schoon schip maken.
Als ze allebei op het terras zijn neergestreken, stromen de tafeltjes buiten langzaam vol. Soms kijkt iemand even opzichtig op of om, maar Sahil en Özcan worden er niet ongemakkelijk van. Het is warm, dus blijven we de hele avond op het terras zitten.
Sahil wilde al van jongs af aan in de televisiewereld werken, vertelt hij tijdens het voorgerecht. Jeugdtheater, filmen, monteren – op straat tussen zijn vrienden in de Roosendaalse arbeiderswijk Burgerhout was hij die „nerd” die van oude videobanden hield. Toen hij een castingbureau een open auditie stuurde, kreeg hij in 2013 een rol in jeugddramaserie VRijland. „Ik was de enige die niet uit de buurt van Amsterdam kwam en geen zanglessen had gevolgd bij de mensen van Ciske de Rat.” Hij voelde zich een buitenstaander. „Alsof ik er niet hoorde.”
Twee jaar later attendeerde een vriend Sahil erop dat (toen nog) BNN televisiemakers zocht. Hij stuurde een film van zijn roadtrip naar Marokko op, mocht achter de schermen aan de slag bij 3 op Reis, en werd daar uiteindelijk presentator. „Ik denk dat ik een goede energie had. Maar ik denk ook dat het precies het moment was dat ze begonnen te beseffen dat ze te wit waren.” Hij lacht. „Uiteindelijk ben ik gewoon een paard van Troje geweest.”
De televisiekijker leerde Özcan kennen in 2012, toen hij bij De Wereld Draait Door aanschoof om te praten over zijn debuutroman Eus. Ontspannen, de bovenste knoopjes van zijn overhemd open, vertelde hij zijn verhaal: een jongen uit een Deventer volkswijk die er op los leeft en uiteindelijk in de gevangenis belandt. Als hij schrijver Kader Abdollah de maat neemt („die mag ik helemaal niet”, „een poseur”) reageren presentator Matthijs van Nieuwkerk en tafelheer Jan Mulder enthousiast. „Heel goed”, zegt Van Nieuwkerk. Mulder: „We hebben een nieuwe talkshowgast.”
Hij kwam niet op televisie om maker te worden, zegt Özcan, hij studeerde journalistiek en wilde alleen maar schrijven. „Maar na die uitzending moest mijn uitgever 10.000 boeken bijbestellen. Ik heb een scherpe ondernemersgeest en dacht: dit medium is een handige kruiwagen. Ik moet weer op tv.” Dat hij inmiddels gevierd televisiemaker is, wil niet zeggen dat hij Hilversum heeft omarmd. Als hij financieel onafhankelijk is („ik hoop snel”) sluit hij niet uit weer alleen maar te gaan schrijven.
De enige met zwart haar
Sahil en Özcan merken allebei dagelijks dat de televisiewereld nog verre van divers is, met name achter de schermen. „Als ik een week aanschuif bij een programma van Talpa, ben ik de enige op de redactie met zwart haar”, zegt Özcan. Maar, voegt hij daar meteen aan toe, Hilversum heeft óók een gebrek aan mensen van buiten de Randstad, uit armere wijken, of met een lager opleidingsniveau.
Sahil knikt. „Het is een monocultuur, vooral op directieniveau. Als je ziet dat zo’n Frans Klein, de NPO-directeur , nu naar Talpa gaat. Het is de taak van de publieke omroep om een dwarsdoorsnede van Nederland te vertegenwoordigen, maar die dwarsdoorsnede zit daar niet, terwijl de directie wel bepaalt hoe de programmering eruitziet. Ze dóén alsof ze weten wat mensen in Zuid-Limburg of Rotterdam-Zuid vet vinden.” Zijn oplossing: kijk meer naar teams, minder naar individuen. „Stel: je hebt een redactie van vijf witte mensen, allemaal hebben ze Ottolenghi-boeken, VanMoof-fietsen en kaartjes voor Wildeburg-festival. Dan kan er een zesde binnenkomen die net zo goed is, en ook in dat profiel past, maar ik zou iemand uit een andere culturele omgeving metéén aannemen.”
Özcan: „Ik hoop dat er vooral wordt gekeken wat voor televisie-ervaring iemand heeft. Als je nog nooit mensen met diverse culturele achtergronden hebt opgeleid, ga je ze nu niet vinden. Je had tien jaar geleden moeten beginnen met andere mensen uitnodigen.”
Sahil: „Maar dat is nu te laat. Je moet ze gaan aannemen, zelfs al zijn ze minder geschikt. Het alternatief is erger. Dan gaat het maar met vallen en opstaan, die representatie is toch belangrijk?”
Özcan: „Ik denk dat hysterisch inhalen contraproductief is. De mensen thuis zijn niet gek, hè. Straks presenteert iemand met een handicap op primetime een programma, terwijl hij of zij daar helemaal niet zo goed in is. Het gaat gebeuren dat mensen zeggen: ‘Kijk, de NPO is nu zó doorgeslagen.’”
Kritisch op de NPO
In de wijken waar Sahil en Özcan vandaan komen, Burgerhout in Roosendaal en de Raambuurt in Deventer, werd nauwelijks naar de publieke omroep gekeken, vertellen ze. Nog steeds niet. Özcan: „Als ik de podcasts die de NPO uitbrengt bekijk, denk ik altijd: welke zouden ze in mijn wijk luisteren? Ik denk alleen de voetbalpodcast.” Sahil: „Same thing. Daarom zijn we allebei zo kritisch op de NPO.”
Als Sahil vertelt dat hij vroeger hele dagen op straat was, knikt Özcan. Hij ook. Altijd spelen, voetballen, in een wijk die niet altijd even veilig was. Sahils jeugd was fantastisch, zegt hij. „Veel Marokkaanse jongens, Egyptische jongens”, maar ja, om hem heen gebeurde veel. „Arrestaties, mensen die naar klinieken moesten, of de gevangenis in. Van de jeugdvrienden die ik toen had, zitten er nu twee vast.” Even houdt hij stil, kijkt bedenkelijk, en zegt met nadruk: „Ik vind dit vervelend om te zeggen, want ik wil niet de jongen uit de ghetto zijn die het heeft gered. Zo van: ‘O, kijk hoe erg, kijk in wat voor nare omgeving hij is opgegroeid.’” Dan, fel: „Ik wil me helemaal nergens uitvechten. Ik heb een geweldige jeugd gehad en ik ben nog steeds elke zondag in Roosendaal.”
Sahils vader heeft hem altijd gestimuleerd. „Ga toneel doen, is goed, ga filmen, leuk. En laat eens zien wat je hebt gefilmd.” Lang bezorgde Sahil pizza’s om een camera te kunnen kopen. „Mijn vader betaalde een deel. Hij voelde: hier wordt mijn zoon gelukkig van.”
Özcan: „Ik vind het mooi dat je vader je zo heeft aangemoedigd. Ik zou iedereen zo’n vader gunnen. Ik hoop dat ik zelf zo’n vader ben.”
Ik ben nog steeds bang dat ik alles kwijtraak
Özcan Akyol
Zijn eigen vader was vooral dronken, vertelt Özcan. Zijn vader („hij blonk niet uit in empathie”) had geen geld voor schoolreisjes en kinderfietsen, en zag volgens Özcan niet welke gevolgen dat voor zijn kinderen had. „Het is heel vernederend voor een kind, die vernedering van armoede, niet mee kunnen doen met de klas. Dat gaat nooit meer uit je. Ik ben nog steeds bang dat ik alles kwijtraak.”
Hun vaders zijn nu allebei ziek. Sahil zat onlangs dagenlang naast zijn vader in het ziekenhuis, zijn longen zijn aangetast door het fabriekswerk en te veel roken. Özcan heeft zijn vader al 21 jaar niet meer gezien, nadat hij besloot: deze man is niet goed voor mij. Özcan: „Hij is nu zo ziek dat het niet lang meer zal duren voordat hij sterft.” Of hij dan toch naar de uitvaart gaat als het zo ver is? „Ik vrees dat ik wel moet gaan. Hij heeft geen vrienden, en mijn moeder kan het niet alleen regelen.”
Sahil: „Dit klinkt toch als empathie man, voor je vader.”
Özcan: „Nee hoor. Ik doe het voor mijn moeder. Die zit straks met een lijk thuis. Als zij er niet was geweest, had de gemeente Deventer het mogen oplossen.”
De kaart komt opnieuw op tafel, er moet een hoofdgerecht gekozen worden. Sahil: „Wat een prijzen.” Het wordt de ossenhaas, maar niet zonder zeker te weten dat er geen alcohol in de rodewijnsaus zit. Het grootste verschil tussen hen, constateert Sahil, is „dat jij minder waarde hecht aan een groep”. Özcan knikt. Hij zegt vroeger „zoveel lelijkheid” gezien te hebben, dat hij het contact met mensen wantrouwt. In zijn wijk woonden vooral Turkse Nederlanders, de meesten soennitisch. Akyols ouders, alevieten, gingen niet naar de moskee. Het maakte hem op straat een buitenbeentje, dat gevoel nestelde zich in hem als kind. „Jij hebt volgens mij wel een grote vriendengroep, ik houd niet zo van mensen. Dat is toen ontstaan.”
Sahil: „Ik was een nerd die van films hield, terwijl je in mijn omgeving pas een stoere guy was als je onverschillig was. Maar ik was wel cool met iedereen.”
Özcan: „Ik vind groepen juist eng. Toen ik doorbrak als schrijver, dacht ik: ik wil van zo weinig mogelijk mensen emotioneel afhankelijk zijn. Als ik jou niet aardig vind, dan raak je me niet als je nare dingen over me zegt. Inmiddels werk ik tachtig uur in de week en is al dat menselijk contact gewoon niet meer rendabel. Het levert niks op.”
Sahil hoort het verhaal dan al even met ongeloof aan. Verbijsterd: „Inspiratie! Geweldige herinneringen! Avonturen! Het leven!”
Özcan: „Voor mij klinkt dat als je tijd verkwanselen, maar ik weet dat jij gelijk hebt.”
Of Sahils ouders naar al zijn televisieprogramma’s kijken, wil Özcan weten. „Ja, bijna altijd. Al zijn er dingen waar ze het niet mee eens zijn.”
Özcan: „Wat dan?”
Sahil: „Dingen over seks, of over de lhbtiq-gemeenschap. Ik weet dat ze vinden dat dat niet per se op televisie hoeft. Maar we praten er nooit over.”
Özcan: „Dat is toch ook afstand? Jij maakt iets omdat je erin gelooft. Dan is het toch eenzaam als je daar niet met je ouders over kan praten?”
Sahil: „Vind ik niet. Ik heb genoeg mensen waarmee ik er wél over kan praten.” Hij lacht. Plagerig: „Dat is dan weer het voordeel van vrienden.”
Spanningen, ruzies en burn-outs
Het hoofdgerecht komt op tafel, De Wereld Draait Door komt ter sprake. Sahil leerde er korte filmpjes maken, hij was vanaf 2018 een van de reporters voor Yung DWDD, opvolger van De Jakhalzen. Özcan schoof er na zijn televisiedebuut talloze keren aan. Het verhaal van de Volkskrant over de omgangsvormen van Matthijs van Nieuwkerk verbaasde Özcan. „Als ik hem had zien schreeuwen, had ik er wat van gezegd.” Sahil kwam voor het programma werken toen het al dertien jaar bestond. Hij zag spanningen, ruzies, de een na de ander die er met een burn-out vertrok. „Het was mijn eerste talkshow. Ik was jong en dacht: dit is blijkbaar hoe het werkt in de talkshowwereld. En, heel eerlijk: als iedereen uitvalt en jij staat nog, dan voel je je ook een beetje een winnaar.”
Özcan: „Dit is precies waarom ik niet in groepen functioneer. Hoe jong ik ook was, ik heb het altijd benoemd als ik zag dat er iets niet deugde.”
Hilversum is één grote Jengatoren
Sahil Amar Aïssa
Inmiddels spreekt Sahil zich wél uit. Sinds zijn interview met Brandpunt+ komen veel televisiemakers met verhalen over grensoverschrijdend gedrag bij hem terecht. „Eindredacteuren die te pas en te onpas het n-woord gebruiken. Domme grappen over fietsen stelen. Het is niet incidenteel, het is een structureel probleem.” Hij heeft er lang over nagedacht waarom die misstanden er zijn. Zijn analyse: „De publieke omroep is voor zijn financiering afhankelijk van Den Haag en constant bang voor bezuinigingen, dus draait alles om kijkcijfers. De omroepen willen zendtijd, en dat krijg je alleen als je scoort. Dat maakt de mensen die de kijkcijfers binnenharken onschendbaar. Mannen als Tom Egbers en Matthijs van Nieuwkerk of whatever, maar ook de eindredacteuren en directeuren daaromheen. Alles is aan elkaar verbonden, Hilversum is één grote Jengatoren.”
Het zijn precies de mensen met wie hij nu botst, zegt Sahil. „Er zijn te veel mensen die zich racistisch of vrouwonvriendelijk gedragen en geen sorry zeggen als ze er op worden aangesproken. Díé mensen moeten weg. De oude garde wordt veel te belangrijk gemaakt.” Hij wil meer communisme in Hilversum, zegt Sahil. „Waarom is iets alleen een succes als er heel veel mensen naar kijken?” Het systeem moet op de schop, „die hiërarchie moet weg.”
Özcan is even stil. „Ik hoor veel hyperbolen”, merkt hij op. „Sahil, je zegt eigenlijk: als je je niet kan aanpassen, dan rot je maar op.”
Sahil lacht. „Zoals wij altijd hebben gehoord.”
Özcan: „Als je het over compassie hebt, dan moet dat wederkerig zijn. Ik zeg niet dat je racisten moet tolereren, maar voor veel mensen is het moeilijk om te veranderen als ze hun werk veertig jaar op een bepaalde manier hebben gedaan.” En, zegt hij: „Het is over het algemeen zo dat de winnaars niet zo snel klagen. Dat is misschien een harde uitspraak, maar de klagers zijn ergens níét in geslaagd, soms buiten hun schuld om. De talkshowwereld is competitief, inherent is dat je dan winnaars en verliezers hebt. Als wij een samenleving willen waarin geen verliezers meer bestaan, dan krijg je…”
Sahil: „Communisme!”
Özcan: „Het gaat uiteindelijk om de mensen die je aanneemt. Ik heb een leidinggevende bij De Wereld Draait Door zelf wel redacteuren en gasten zien kleineren. Daarvan wist ik meteen: die spoort niet. Maar het management geeft iemand de ruimte om zo te worden. Je had ook een lief persoon daar neer kunnen zetten.”
Sahil: „Maar waarom laten ze dat gebeuren denk je?”
Özcan: „Ja, ik weet wat je wil zeggen: door het succes van het programma. Maar ménsen hebben succes laten prevaleren boven het welzijn van medewerkers. Niet het systeem. Als je gewoon een integer mens bent, dan hoeft zoiets niet te gebeuren.”
Sahil: „Ik denk dat redacteuren nu nog te vaak denken: we kunnen niks beginnen, want diegene heeft veel macht.”
Het pleit voor Sahil, vindt Özcan, dat hij dingen probeert te veranderen, binnen BNNVARA en binnen Hilversum. Maar hij ziet Sahil ook als onderdeel van een „nieuwe culturele voorhoede” die „heel links” is en in een „kosmopolitische, Randstedelijke werkelijkheid” leeft. „Ik vraag me soms af of die voorhoede zélf niet te veel blinde vlekken heeft. Ik heb bijvoorbeeld een verhaal gehoord van een BNN-VARA-redacteur die op Instagram een foto plaatste van een bord vlees, en daar morele oordelen over kreeg. Dan word je dus veroordeeld door je eigen posse omdat je vlees eet. Dat vind ik eng.”
Sahil: „Ik geloof je zo. Maar dat is niet mijn ideale wereld. In mijn wereld mag iedereen even veel ruimte innemen, en dat is nu juist niet het geval.”
Özcan: „En toch vraag ik me af of je met een focus op inclusiviteit, mensen niet juist uitsluit.” Die progressieve werkelijkheid is buiten de Randstad nog helemaal niet zo vanzelfsprekend, wil hij vooral zeggen.
De twee vinden elkaar weer als het gaat over hoe ze zich belemmerd voelen in het maken van mooie programma’s. De NPO heeft veel te veel controle over wat er gemaakt mag worden, zeggen ze, en de rol van genremanagers, die besluiten over ideeën voor nieuwe programma’s, is veel te groot. Soms wordt een televisie-idee na maanden wachten afgeschoten, en weet niemand precies waarom.
Sahil: „Zij bepalen hoe en wat je moet maken. Als je iets creatiefs wil doen, is dat meteen een probleem.”
Özcan: „Het is een wanstaltig, ondoorzichtig, failliet systeem. Ze jagen makers weg. Ik overweeg naar de commerciële omroepen te gaan, omdat de creativiteit bij de NPO wordt belemmerd: er wordt vanuit dogma’s televisie gemaakt.”
Het zou om te beginnen goed zijn, zeggen ze allebei, als ‘de bazen’ in televisieland inzien dat iemand met een Marokkaanse achtergrond uit Roosendaal niet alleen goed is op beeld, maar ook nieuwe ideeën meebrengt. „Ik ben meerdere werelden in één”, zegt Sahil. „Dat was moeilijk toen ik als enige Roosendaler met een Marokkaanse achtergrond begon, maar nu maakt het me rijk. Welke presentator kan Berbers, Arabisch, Nederlands, Spaans en Engels?”
Özcan: „Alles wat ooit werd geproblematiseerd, is nu een cadeau. Die VARA-mastodonten durfden vroeger nooit in het Engels te interviewen. Wij gaan naar het buitenland en interviewen mensen er in vier talen. En dan moeten wij respect hebben voor díé generatie.”
Het toetje arriveert. Of Sahils ouders ook analfabeet zijn, wil Özcan weten. Hij knikt. „De mijne ook.” Ze wisselen geamuseerd uit hoeveel vinkjes ze hebben: allebei twee, man en hetero. Özcan glimlacht. „En toch vindt iedereen het volstrekt normaal hè, wat wij doen. Ik voel me absoluut niet miskend, maar ik denk dat veel mensen onderschatten wat een prestatie het is om met analfabete ouders in de landelijk media te werken.” Sahil: „Er ligt niet één boek bij mijn ouders thuis.”
En dat geldt voor zovelen, besluiten ze. „Tuurlijk is de toekomst voor migrantenkinderen soms uitzichtloos”, zegt Özcan, „maar ik denk ook vaak: je kunt het in één generatie veranderen. Kijk naar ons en denk even aan al die kinderen van migranten die nu studeren voor arts of advocaat.”
Sahil: „Die groep hoor je zelden, ze hebben geen megafoon.”
Özcan: „En het is niet makkelijk, het moet ze óók gegund worden.”
Sahil: „Je moet een veel betere hordenloper zijn, ja.”
Fotografie Merlijn Doomernik